Sinds jaar en dag vertroebelen ernstige misvattingen de discussie over het bijzonder confessioneel onderwijs. Zo zou dit type onderwijs diversiteit tegengaan (Roel Braeken), kansengelijkheid in de weg staan en segregatie bevorderen (Lodewijk Asscher en Co Engberts). Of zoals classica Rosa van Gool stelde: ‘Het biedt kinderen minder kans nieuwe dingen te horen, tot nieuwe inzichten te komen, en een zelfdenkend individu te worden, en moet dus niet langer met publiek geld gefinancierd worden”. Deze discussie laait weer op, nu het erop lijkt dat het Cornelius Haga Lyceum in Amsterdam banden zou hebben met Tsjetsjeense terroristen (NRC / weekend van 16 & 17 maart jl.).
Feiten
Het is echter de vraag of bovenstaande opvattingen hout snijden. Een paar feiten op een rijtje.
Ten eerste, op katholieke en (de meeste) protestantse scholen zitten minstens zoveel kinderen met buitenlandse roots als op openbare scholen. In de steden hebben we katholieke scholen die voor meer dan 80% bezocht worden door leerlingen met een migratieachtergrond.
Ten tweede, deze scholen maken op een intensieve manier werk van de multiculturele en multireligieuze samenleving. Bijzonder onderwijs is zich van meet af aan bewust van zijn eigen waardepatronen en legt daar rekenschap over af. Dit werkt beter dan de vermeende neutraliteit van het openbaar onderwijs. Beweren dat je neutraal bent, puur omdat je openbaar bent, getuigt van weinig inzicht in de onderliggende processen binnen het onderwijs. De illusie van neutraliteit maakt juist de beoogde dialoog en daarmee de mogelijkheid van (zelf)kritiek onmogelijk.
Ten derde, de christelijke achtergrond en de hoge mate waarin ouders betrokken zijn bij het onderwijs blijken een positieve uitwerking te hebben op de onderwijskwaliteit – ook inzake burgerschapsvorming. Zo meldt het Inspectierapport van 2016 dat er op confessionele scholen meer aandacht wordt besteed aan seksuele diversiteit en seksuele weerbaarheid dan op openbare scholen. Een praktijkvoorbeeld: afgelopen voorjaar won de katholieke basisschool Olof Palme de GGD-prijs voor goede seksuele voorlichting te midden van 2500 scholen die meededen aan het project ‘lentekriebels’.
Ten vierde, de levensbeschouwelijke visies vormen een voornaam tegenwicht tegen de verzakelijking van het onderwijs, zoals politiek historicus Wim de Jong stelt. Juist door de levensbeschouwelijke ideeën zijn veel maatschappelijke groepen betrokken bij het onderwijs; deze ideeën vormen een vruchtbare inspiratiebron voor waarachtig diversiteitsonderwijs.
Onwettig handelen
Dat een enkele school in Nederland in strijd handelt met het grondwettelijke recht op door de overheid gefinancierd bijzonder onderwijs kan en mag geen reden zijn om het kind met het badwater weg te gooien. Mochten de indicaties juist zijn, dan moeten dergelijke scholen zoals het Cornelius Haga Lyceum door de inspectie van het onderwijs met gepaste middelen tegemoet getreden worden.
Confessioneel onderwijs juist liberaal
Twee derde deel van de kinderen in ons land bezoekt een christelijke of katholieke school. Dit is een door de Grondwet gewaarborgde vrije keuze voor ouders en kinderen. Het is dan ook meer dan betreurenswaardig dat voorstanders van uitsluitend openbaar onderwijs pleiten voor het afschaffen van deze scholen en daarmee moedwillig keuzevrijheid, diversiteit en het recht op een eigen mening te grabbel gooien. Ze doen hiermee in alle opzichten fundamenteel onrecht aan onze pluriforme, multireligieuze en multiculturele samenleving.
Juist het bijzonder onderwijs is heel liberaal, zoals onderwijshistoricus John Exalto stelt. De financiële gelijkberechtiging van het bijzonder onderwijs is “de erkenning van de diversiteit en pluriformiteit in de samenleving”. Kortom, het bijzonder confessioneel onderwijs heeft bestaansrecht, neen, bestaansnoodzaak!
Dr. Bill Banning & Drs. Titus Frankemölle
NB. Dit opiniestuk is in verkorte versie verschenen in het Nederlands Dagblad van 2 april 2019. Die versie is te raadplegen via deze link.